- dateren
- {{dateren}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [stammen uit een periode] dater (de)2 [verouderde indruk maken] dater♦voorbeelden:1 deze kwesties dateren van jaren geleden • ces problèmes ne datent pas d'hier2 dat toneelstuk is gedateerd • c'est une pièce de théâtre qui dateII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [van datum voorzien] dater♦voorbeelden:1 gedateerd zijn op • porter la date du
Deens-Russisch woordenboek. 2015.